Du holde Kunst - over de liedkunst
Aangrijpende, mooie en kleurrijke Winterreise
Prégardien en Gees in gesprek met het publiek na afloop van het concert.
Foto en (c) Dré de Man, Nikon D800E 1/60 s /2.8 14mm
Christoph Prégardien, tenor, Michael Gees, piano, Franz Schubert: Winterreise op. 89 / D911
Fragmenten van interview met Prégardien voorafgaande aan het concert (Audio, Duits meestal met vertaling)(recensie versie 1.2, iets korter en eenvoudiger)
gehoord: Amsterdam, Waalse Kerk, tien februari 2013
Al drie kwartier voor de aanvang van het concert stond er een lange rij wachtenden. Voor een Winterreise had het weer ook niet beter kunnen zijn: overal in Amsterdam lag nog sneeuw, het vroor net niet, de zon scheen uit een meestralend blauwe hemel. Toen de stromen nog raasden voelde ik me lang niet zo ellendig , heet het in Einsamkeit. Voor het publiek gold dat zeker niet, dat wachtte in opperbeste stemming in grote getale op Prégardien en Gees.
Prégardien zag er aan het begin van het concert nogal gespannen uit. Met wallen onder zijn half dichtgeknepen ogen begon hij met zijn typerende fraaie voix mixte aan Gute Nacht. Al spoedig blijkt (luister ook hier) dat deze Gute Nacht geen voorzichtige introductie was, maar een interpretatie die past bij de tamelijk gruwelijke tekst die hier verteld wordt. Bij het citeren van de moeder klikt al een lichte boosheid, bij de derde strofe (Was soll ich länger weilen) breekt Prégardien zelfs uit naar een forte. De laatste strofe van Gute Nacht is het meest opvallend. Het tempo ligt iets langzamer, maar ook hier klinkt af en toe boosheid door, in een merkwaardige maar effectieve mengeling met de lyrische en zeer zachte gedeelten.
Prégardien liet vooral horen dat de hoofdpersoon afscheid neemt van zijn bij iemand anders slapende geliefde. Daarmee riep hij meteen een belangrijk deel van de gevoelens op die de protagonist gedurende de cyclus zullen begeleiden.
Opvallend was vooral het verschil met Prégardiens opname uit 1996 met pianist Staier. Díe interpretatie was nogal vlak, waarschijnlijk ook onder invloed van de authentiek spelende Staier. Gees koos hier voor vrijheid, misschien soms zelfs te veel.
Bij Gees’ introductie van Gefrorne Tränen schrik je als luisteraar dan even, want in plaats van de in het voorgeschreven pianissimo vallende miniscule ijstraantjes, vallen hier grote hagelstenen. Prégardien pakte heel zacht de draad op, en zo glijdt onze aandacht weer naar het verhaal dat de zanger vertelt.
Sommigen zullen er ongetwijfeld veel kritiek op hebben, maar mij stoorde Gees’ persoonlijke spel niet. Op veel plaatsen hielp het Prégardien ook een bepaalde stemming te creëren, bijvoorbeeld door een contrast met Gees te maken. Wel ben ik erg benieuwd naar de verschillende opnamen van Prégardien/Gees van deze cyclus, want ik verwacht dat Gees daar iets anders zal spelen.
Theodora Plas: Der Hut flog mir vom Kopfe
Prégardien viel vooral op door de hoofdpersoon fraai en zeer overtuigende uit te beelden. Hij liet heel duidelijk horen zeer goed te weten wat hij zong, zonder ook maar één moment de woorden te zeer te benadrukken. Zijn zeer goede dictie hielp daarbij ook, die klinkt natuurlijk, maar heel erg duidelijk. Wat Prégardien daarnaast zeker ook hielp, was zijn krachtige lage noten, het forte in de pasage Der Hut flog mir vom Kopfe (uit Der Lindenbaum) was er heel duidelijk. Prégardien onderstreepte zijn zang ook effectief met zijn mimiek en gestiek. Bij Der Lindenbaum sloot hij zijn ogen bij de passage waar de protagonist dat ook doet. Helemaal aan het eind van het lied - op 'manche Stunde' afstand van de lindenboom - herhaalde Prégardien het, wat de angst voor de suïcidale suggestie van de lindenboom nog eens onderstreepte.
Het daaropvolgende Wasserflut bracht hij – net als Bostridge dat doet – door de tweede strofe heel zacht te beginnen, op zich een voor de hand liggende keuze. Prégardien hield dat pianissimo echter helemaal vast tot de allerlaatste maat, die dan toch zoals voorgeschreven stark (dus forte) gezongen werd. Dat gaf het stuk een enorme spanning die door het forte aan het eind niet opgeheven maar juist versterkt werd.
Frühlingstraum vormt samen met Die Post en Irrlicht een van de weinige momenten waarin een zekere vrolijkheid klinkt in de Winterreise. Het is een bedriegelijk lyrisch stuk, dat gaat over de droom van de lente in de winter - en van de liefde in een periode van hevig liefdesverdriet. Tijdens het interview had Prégardien me al verteld dat hij de tweede strofe van Frühlingstraum heel anders zou zingen dan de eerste. Es schrien die Raben vom Dach, behoefde volgens Prégardien forte, terwijl und denke dem Träume nach ook piano kon. Het verschil tussen de twee strofen werd nog eens onderstreept door de eerste fermate (na Es schrien die Raben vom Dach) heel lang te nemen. Vanaf dat punt bleef het lied in deze uitvoering namelijk lyrisch van toon en heel zacht. Het werkte in ieder geval heel goed, ook al omdat ik zo’n duidelijk verschil nog nooit gehoord had in dit lied. Prégardien geeft een verklaring hierover in mijn interview met hem, die kunt u hier beluisteren (Duits, de Nederlandse vertaling volgt ).
Bewerking van een detail van het manuscript van 'An die Musik' met de woorden 'Du holde Kunst' in het handschrift van Schubert
Agenda: (ook via Twitter, klik s.v.p. op logo
of meldt u zich aan voor de nieuwsbrief )
23/2 15.00 Vredenburg Christianne Stotijn Berlioz - La mort de Cléopâtre, H 36 'scène lyrique' (met Verdi - Ouverture (uit 'La Forza del Destino') en Franck - Symfonie in d
24/2 Honigbreethuis Zaandijk Mijke Sekhuis (sopraan) Shuann Chai (Érard-fortepiano), Schumann, Frauenliebe und -leben, op. 42
25-28/2 Masterclass Udo Reinemann conservatorium Amsterdam
3/3 Concertgebouw Christian Genz Brahms - Vier ernste Gesänge, op. 121(met Brahms - Tweede symfonie in D, op. 73)
5/3 Concertgebouw kleine zaal Danielle de Niese/Julius Drake
:
Door nieuwe hosting voor Du holde Kunst loopt de aanpassing van de inhoud even wat achter.
Bleekwater of Olivenfrucht?
Op vrijdag vijftien en zaterdag zestien februari waren de vrienden van het lied eventjes veranderd in de vrienden van Hugo Wolf: beide dagen van een bijeenkomst van de vrienden in de Doelen stonden in het teken van deze tijdgenoot (en zelfs tijdelijk kamergenoot) van Mahler.
(klik hier voor een fotoreportage van beide dagen. (c) alle foto's: Dré de Man / Du holde Kunst)
Meike Sekhuis luistert naar Elly Ameling tijdens de masterclass
Hugo Wolf is een componist die wat minder vaak uitgevoerd wordt. Hij heeft vooral liederen geschreven, maar ook die zijn een stuk minder populair dan bijvoorbeeld Schubert, Schumann, Brahms of Strauss. Je zou je mogen afvragen waarom Wolf relatief zelden uitgevoerd wordt. Als verklaring hoor je vaak dat zijn werk ontoegankelijk is, maar dat is slechts zeer ten dele het geval. Zijn Italiänisches Liederbuch bijvoorbeeld, is een heel toegankelijke muziek, die bovendien door het duet-achtige karakter extra aantrekkelijk wordt voor het publiek.
In de lezing door Meinard Kraak op zaterdagmiddag werd vooral de opmerkelijke persoonlijk kanten van Wolf belicht. Wolf was een nogal excentrieke man die aan de ene kant enorm kon dwepen en kruipen (met name met/voor Wagner) en aan de andere kant – vooral na gekwetst te zijn – mensen enorm fel kon attaqueren. In de terminologie van tijdgenoot Freud was Wolf een enorme narcist. (Dat is overigens mijn conclusie, niet die van Meinard Kraak. Meer over narcisme en het belang ervan voor de muziek binnenkort.)
Hij was als recensent zowel geliefd (bij veel lezers) als gehaat (bij veel uitvoerenden en componisten) en werd wel ‘der wilde Wolf’ genoemd. Hij werd geplaagd door depressies en leed bovendien aan het einde van zijn leven aan syfilitische waanzin. De lezing door Kraak gaf op een prettige en onderhoudende manier een beeld van deze componist die zijn muzikale carrière leeftijd op vierjarige leeftijd als wonderkind begon en op negendertigjarige leeftijd (vier jaar voor zijn dood) geplaagd door syfilitische krankzinnigheid in een psychiatrische inrichting afsloot. Kraak benadrukte vooral het nogal chaotische en deels getourmenteerde liefdesleven van Wolf, wat een extra kijk gaf op de inhoud van zijn liederen.
Meinard Kraak tijdens de lezing
Kraak zei het niet, maar waarschijnlijk zijn het ook wel de tekenen van die depressie die sommige van zijn liederen een stemming meegaven waarin niet iedereen zich graag onderdompelt. Daar komt nog bij dat sommige uitvoerenden die stemming op zodanige manier versterken, dat de boosheid en zwarte depressie bijna onverdraaglijk wordt. Wolf stelt ook hoge eisen aan de zanger, met betrekking tot dictie en interpretatievermogen en muzikaliteit, dus ook dat beperkt het mogelijke aantal uitvoeringen. Dat alles laat onverlet, dat zijn bijdrage aan de liedkunst van zeer groot belang is.
De Hugo Wolf-manifestatie van de Vrienden van het lied was dus een zeer prijzenswaardig initiatief. Hij begon op vrijdag met een masterclass van Dietrich Henschel en zijn pianist Schwinghammer . Op zaterdag volgde een tweede masterclass door Elly Ameling en Rudolf Jansen, een concert door de deelnemers, twee lezingen een open podium voor amateur-liedzangers en een concert door Dietrich Henschel. Ik heb niet alles kunnen bijwonen, ook al omdoet programmaonderdelen elkaar overlapten.
Zeer bijzonder was het, om masterclasses bij te wonen van verschillend masters met (vrijwel) dezelfde deelnemers. Dat bood de aantrekkelijke mogelijkheid om zowel de deelnemers als de aanpak van de docenten met elkaar te vergelijken. Juist Elly Ameling besteedde veel aandacht aan de dictie, de betekenis van de tekst en aan de uitspraak van het Duits, terwijl Henschel ook en vooral werkte aan vocale openheid. Schwinghammer en Jansen leken in hun aanpak meer op elkaar en putten zich voorlag uit om het typische Wolf-karakter van de noten te benadrukken. Shuann Chai leek zich daar niet echt in te kunnen vinden, wat wellicht uit haar forte piano-achtergrond verklaard moet worden.
Ambro^z Bajec-Lapajne (l) en Dietrich Henschel
De deelnemers stonde niet op hetzelfde punt in hun carrière en opleiding. Meike Sekhuis en Ambro^z Bajec-Lapajne zijn al enig tijd afgestudeerd. Esther Ree is net afgestudeerd en gaat in Duitsland verder studeren en Marleen Regterenschot studeert nog aan ArtEZ in Zwolle. Bij deze verschillen waren er ook twee grote overeenkomsten. Alle deelnemers beschikte over fraai stemmateriaal, bij Sekhuis en Bajec-Lapajne was dat door de grotere technische rijpheid iets opvallender. Een tweede overeenkomst is dat de dictie en de uitspraak van het Duits vooral bij de Nederlanders wat te wensen overliet. Misschien mogen we dat de deelnemers niet eens kwalijk nemen, want hier zien we de effecten van de moderniseringen en bezuinigen in het middelbaar en kunstonderwijs. Volgens de eerder aangehaalde Kraak zijn de lessen in Duitse en Franse uitspraak aan de conservatoria wegbezuinigd en iedereen weet hoe het met het onderwijs in het Duits (en Frans) aan onze middelbare scholen gesteld is. (Binnenkort meer aandacht daarvoor, in een artikel waarin ook verschillende conservatoriumdocenten aan het woord komen.)
Misschien is juist het feit dat het Duits op het Nederlands lijkt een valkuil. De Duitse ‘k’ bijvoorbeeld, is een heel andere medeklinker is dan de Nederlandse ‘k’. Ameling tikte bij ‘Auch kleine Dinge können auch entzücken’ dan ook al bij de eerste ‘k’ af: ‘ik hoor die k niet’. Ook de uitspraak van entzücken zonder t en met een heel slappe Nederlandse ‘z’ kon noch haar, noch Henschel bekoren - entzücken zo u wilt. (In feite spreekt je entzücken uit als ‘enthhthhsssuuken’ en niet als ‘enzuuken’). Henschel waarschuwde aan de hand van een Hitler-karikatuur er juist weer de dictie bij de ‘r’ ook weer niet te overdrijven. De zangers hebben het natuurlijk ook moeilijk met de Duitse taal, onder meer omdat de uitspraak ervan vaak conflicteert met de zangtechnische en muzikale eis legato (gebonden) te zingen. Je moet over een goed gevoel voor de Duitse taal beschikken om te beseffen waar je die legato-lijn juist niet en juist wel moet onderbreken. Ameling maakt dat in een opmerking pijnlijk duidelijk: Wat is dat, Umauf? Um auf! Ameling ging ook een stuk verder dan Henschel in het uitleggen welke woorden je wanneer bijzonder moet benadrukken: ‘Wat komt er nu? Bleekwater? Nee: Olivenfrucht!' Eerder had ze al gezegd: ‘Je moet leren de tekst boven de muziek uit te tillen.’
Elly Ameling (l) en Rudolf Jansen
Net iets te veel een stroom van fraaie klanken en sferen en niet iets te wenig inhoud, was het vaak. Het bleek soms ook moeilijk voor de zangers zich in te leven in bijvoorbeeld specifieke vormen van boosheid en irritatie. Waarschijnlijk zullen de deelnmers daar in hun eigen minder gelukkige liefdesavonturen vanzelf wegwijs in worden, al wens ik ze deze mij maar al te bekende leerschool niet toe.
Misschien doe ik de deelnemers ook een beetje onrecht, want het les-karakter van zo’n masterclass gaat altijd ten koste van de inleving in de liederen. Daar komt nog bij dat veel deelnemers ook nog relatief kort aan de stukken gewerkt hebben, Ameling vond zelfs dat je er pas na een paar jaar iets van zou kunnen verwachten.
Meike Sekhuis liet in het eindconcert horen dat we zo lang echt niet meer hoeven te wachten. In Wolfs Mignon maakte ze veel meer indruk maakte dan de later optredende Henschel. Henschel toonde dan wel dat hij heel goed wist hoe hij vooral in de lage noten over de strijkers heenkwam, maar hij boeide ondanks veel energie mij niet echt en was niet overtuigend in het hoog. Misschien stelde hij wel te veel vocaal geweld ten toon dat in combinatie met de dramatiek van de teksten de luisteraar geen ontsnappingmogelijkheid meer bood: de mildheid en de rust van het karakter van de harpspeler bijvoorbeeld was in zijn interpretatie helemaal verdwenen.
Sekhuis zong Mignon niet alleen met een uiterst fraaie toon maar wist al heel snel de luisteraars ook met haar inleving te boeien. Duidelijk was te zien en te horen dat ze niet meer bezig was met de techniek of met haarzelf, maar vrijwel uitsluitend nog met Mignon. Dat leverde een van die uiterst zeldzame momenten op waarop de luisteraar samen met de uitvoerenden even één waren met de componist.
Dré de Man